Voetbaloefening voor het verbeteren van de omschakeling
#1: Positiespel met 3 teams
Organisatie
- Drie teams (in verschillende kleuren) met evenveel spelers
- In het voorbeeld kiezen wij voor het aantal vier –> hier kun je zelf mee variëren
Uitleg
- Positiespel 8 tegen 4
- Twee kleuren werken samen door de bal rond te spelen
- Eén kleur blijft storen om vervolgens de bal te veroveren
- Zodra de bal veroverd is, gaat de bal verliezende kleur over in de rol om te storen en de bal veroverende ploeg gaat samenwerken met de overgebleven partij.
Fase 1
- We beginnen hier in de situatie dat rood en blauw bij elkaar horen
- Groen is de storende partij
- Accent: Als je als team/kleur de bal verliest, direct omschakelen en proberen de bal terug te veroveren.
Fase 2
- Rood, speelt hem naar blauw.
- Groen geeft druk op de bal (ditmaal team blauw) om de bal te veroveren
- Groen houdt het centrum dicht en de onderlinge afstanden gelijk, om vervolgens de tegenstander in te sluiten…
Fase 3
- Het storen heeft geresulteerd in balbezit
- Dat betekent dat de rollen van groen en blauw veranderen
- Groen hoort nu samen met rood tot de balbezittende ploeg
- Voor team blauw is het zaak om de bal weer in bezit te krijgen
Accent
- Direct omschakelen met het hele team (niet 1 á 2 seconden wachten). Reden hiervan is vrij simpel: Met name team groen staat vanwege het omschakelmoment van verdedigen naar aanvallen nog niet goed georganiseerd. Hier kun je als omschakelende partij (van aanval naar verdedigen) gebruik van maken.
- Om hier gebruik van te maken zijn er een aantal voorwaarden. Het is belangrijk om snel te reageren. Als dit agressief en sprintend gebeurd is de kans van heroveren veel groter, dan wanneer het langzaam en zonder overtuiging gebeurd. Verder is het belangrijk om het veld direct te verkleinen, en de onderlinge afstanden tussen de verdedigers kleiner te maken!
#2 Omschakel vorm 2vs2 met 2 ballen
Omschakelen van balbezit-balverlies en balverlies-balbezit.
Op (fluit)signaal: De eerste speler dribbelt zo snel mogelijk om het 1e dopje om vervolgens zijn medespeler aan te spelen. Hierna zet deze speler druk op de aanvaller aan zijn kant en wordt er een 2 tegen 2 uitgespeeld met 2 ballen. Er wordt gespeeld tot beide ballen uit het spel zijn (uitbal of doelpunt).Er wordt met buitenspel gespeeld (blauwe middenlijn).
Nadat beide ballen uit het spel zijn, wisselen van functie.
Coachaccenten:
– Op tempo 1 tegen 1 uitspelen.
– Nadat een bal ‘uit het spel is’ omschakelen naar de 2e bal in een 2 tegen 2.
#3 Afwerken met omschakel accent
Fase 1
- Speler 1 speelt de trainer in, die kaatst waarna speler 1 op doel schiet …
Fase 2
- Op het moment dat speler 1 schiet, dribbelt speler 2 op
- Speler 1 schakelt direct om (van aanvaller naar verdediger)
- Hierdoor ontstaat er een 1 tegen 1 situatie, waarbij speler 2 probeert te scoren
Fase 3
- Op het moment dat speler 2 heeft geschoten, dribbelt speler 3 op naar het 16-meter gebied
- Speler 2 schakelt direct om van aanvaller naar verdediger
- En speler 1 schakelt van verdediger om naar aanvaller
- Dat betekent dat speler 3, speler 1 kan inspelen (waardoor er een 2 tegen 1 situatie ontstaat
Doorwisselen
- Speler 1 komt op de plek van speler 2
- Speler 2 sluit aan bij de rij van speler 3
- Speler 3 komt op de plek van speler 1
#4 Klein partijspel met veel omschakel momenten
Organisatie
- Twee grote doelen met keeper
- Twee teams met gelijke aantallen (in het voorbeeld ga ik uit van 2+K vs 2+K)
- Ballen bij jou als trainer…
Situatie 1
- De trainer speelt één van de twee teams aan. Vervolgens ontstaat er een 2 tegen 2 situatie
Situatie 2
- Op het moment dat er gescoord is, trapt de trainer direct een nieuwe bal in het veld. Hierdoor zal zowel rood, als blauw direct moeten omschakelen.
- Trap ook een nieuwe bal het veld in zodra de bal uit het speelveld is geweest (via achterlijn of zijlijn)
- Zorg dat je dit zo’n twee á drie ballen per sessie achter elkaar speelt. Daardoor zitten er meerdere omschakel momenten in het spel verwerkt…
Intensiteit
- Deze oefening kan zeer intensief zijn. Het is slim om door te wisselen. Zodra er twee á drie ballen gespeeld zijn, twee nieuwe teams het veld in laten komen!
#5 Direct diep spelen na balverovering
Organisatie
- Veld met twee vakken
- Positiespel met 5 tegen 3 in één vak
- Na verovering, direct bal naar het andere vak spelen (waardoor de rollen wijzigen)
Situatie 1
- 5 tegen 3 in het voorste vak
- In het andere vak staat een tweetal van rood te wachten, tot hun teammaten de bal hebben veroverd
Situatie 2
- Rood verovert de bal
- En speelt de bal direct diep (naar het andere vak)
- Het spel zal zich, na directe omschakeling van beide teams, in het andere vak plaats vinden…
- Omschakel moment waarbij rood het overtal krijgt (5 tegen 3)
- Er blijven twee blauwen in het vak staan, zodat als blauw de bal verovert, deze weer diep kan spelen naar het andere vak…
#6 Partijspel met vier doelen
Organisatie
- Klein veld (afhankelijk van de aantallen) met vier kleine doeltjes
- Twee spelers van blauw, twee spelers van rood (kan ook 3 tegen 3 of 4 tegen 4)
- Twee trainers (elk aan een kant van het veld) met de ballen bij zich
- Trainer 1 speelt de bal in het veld
- Rood en blauw vechten een duel uit en proberen vervolgens te scoren
Situatie 1
- Blauw heeft de strijd om de bal gewonnen en heeft in dit voorbeeld gescoord
Situatie 2
- Na het doelpunt trapt trainer 2 een bal in het veld. Rood en blauw zullen direct moeten omschakelen (om een doelpunt te voorkomen, of om zelf te scoren)
Overige regels
- Trainers trappen om te beurten een bal in het veld
- Bij een goal, of elke bal die uitgaat komt er een nieuwe bal in het veld